2018: interview met bewoners
Tien jaar.
Zo lang bestaat de Meanderhof in 2018. Dat is aanleiding voor een serie interviews met de bewoners.
Ik vind iedereen mijn buren.
Marte (16): ik woon in de Meanderhof sinds mijn 6e. Vriendinnen zeggen vaak dat ik een grote tuin heb. Ik vind het normaal, maar eigenlijk is het wel bijzonder. Ik las laatst een poll over hoeveel contact je met je buren hebt. De keuze was elke dag/eens per week/eens per maand. Ik realiseerde me dat niet iedereen zoveel contact met zijn buren heeft. Ik vind iedereen uit de Meanderhof mijn buren. En zeg elke dag wel hoi tegen iemand. Een leuke herinnering is het winkeltje dat ik had in een zomer, met Bram, Loes en Josefien. Ik was 10 of 11. We verkochten lavendelzakjes en parfum zelfgemaakt. Ik vond het heel stoer om dat te doen met mijn grote buurmeiden. We hadden ook een loterij en mensen konden kringloopdingetjes winnen die we uit onze eigen huizen hadden gehaald. Ik hoop dat de Hofnieuws weer terugkomt. Het is leuk om te lezen waar iedereen mee bezig is. Kinderen lezen niet de mail en zitten niet in de app-groep. Wij hebben een eigen groep.
Het gebeurt op de stoep.
Lucia (65): ik was twintig jaar geleden betrokken bij het aller prilste zaadje van de Meanderhof. Mijn ideaal is steeds geweest nabijheid zonder benauwdheid. Met alle gradaties in de mate van betrokkenheid. De Meanderhof betekent voor mij een uitdrukkelijke keuze om niet anoniem te wonen. Ik geniet het meest van het spontane, het kleine. En de tuindagen, samen werken, de levendigheid, koffie. Op de stoep, in de Voorhof, daar gebeurt het, wat mij betreft. Die stoep voor mijn huis is breed, zo’n drie meter denk ik, en verbindt in een rondje de huizen met de tuin. Kinderen scharrelen met een kar. Pubers hangen rond op een zomeravond. Er is van alles wat over die stoep voor mijn keukenraam heen en weer gaat. Kruiwagens. Stoeltje in de ene hand, koffie in de andere. De lentezon. Richting het grasveld. Ik vond het eng, in het begin, zo’n groep, hoe werken dingen. Het is een proces, waarin ik iedereen steeds weer evenwicht zie zoeken. Tussen eerst de zorg voor je eigen gezin, en je eigen huis. En dan is de rest er ook nog. Het is mooi als het lukt om het als een organisch geheel te zien, waarin er soms focus is op het eigen huis en soms op het geheel. Ik zou het fijn vinden als de Hofkamer de komende jaren meer een ontmoetingsplek zou worden. Een huiskamer. Een plek voor mensen die meer contact en verbondenheid zoeken met elkaar. Ik merk dat ik toegroei naar een vorm waarin een kleinere groep mensen hechter contact heeft met elkaar.